Leeuwenhoekkwartier
- ontwerp 2016
- stedenbouw Palmbout Urban Landscapes
- opdrachtgever Ballast Nedam Development
- locatie Delft
Wonen in een Hoeksteen. Dit Hoeksteengebouw op veld-3 zuid met de vreemde schuine rooilijn aan de Ireneboulevard brengt ons terug bij onze nieuwsgierigheid naar de soepele opbouw van de Parijse appartementengebouwen waarmee de Boulevards, na de door Baron Haussman bedachte doorbraken, rond 1850 gevuld werden. Vooral zijn we geïnteresseerd in het gemak waarmee de veelvormige aansluitingen die op de scherpe en stompe straathoeken ontstonden gemaakt konden worden. De Parijse woonblokken blijken zich met een grote souplesse en gemak te kunnen voegen tot straatwanden. Voortdurend brengen ze continuïteit en eenheid tot stand. In hun verticale doorsnede maken ze Parijs tot onder de daken bewoonbaar. Was de zolder vroeger bestemd voor de arme bohemien, na de komst van de lift werden de penthouses het duurst. ‘Le Parisien’ blijkt van binnen even lenig te zijn als van buiten. Het principe van het blok veranderd niet onder invloed van het gebruik door wonen, werken of winkelen. De functies zijn altijd uitwisselbaar, het maakt niet uit. De Parijzenaars denken niet in beuken en traveeën, zij denken in opeenvolgende kamers. Zij verdelen, kopen en verhuren kamers. In de doctrine van de modernistische woningbouw leerden we alleen maar te denken vanuit een efficiënte massaproductie met behulp van bouwsystemen. Het werd een gewoonte om uitgedokterde plattegronden modulair aaneen te rijgen en in de hoogte op elkaar stapelen. De hoek omgaan kan alleen met het volledige woningmoduul, een schuine lijn leidt tot een moeilijke afgeschuinde moduul. De Parijzenaar hoeft slechts zijn salon tot een soepel rond gewricht te vervormen en met gratie de bocht om te buigen. Afschuiningen lossen ze simpel op in laatste kamer in de rij. In de hoogte ontstaat een elegante hoektoren. De bovenzijde wordt niet gewoon afgedekt maar bekroond. Er is een verschil tussen marcheren en dansen, hier gaat het om het flaneren!
Projecteren we de historische stad van Delft, bijvoorbeeld de Oude Delft, op het Leeuwenhoekkwartier Veld-3 dan zou dat wat de breedte van de bouwstrook betreft heel goed kunnen. De fijnmazige schaal van de historische stad zou hier opnieuw gebouwd kunnen bouwen. Maar de kwantitatieve parameters die op het gebied inwerken hebben tot gevolg dat naar verdichting gezocht moet worden. De Hoeksteengebouwen, die als robuuste stadsgebouwen omschreven zijn, kunnen hiervoor zorgen. Tegelijkertijd is hun stoerheid nodig om te kunnen bemiddelen tussen de vele verschillen in dit gebied. De Stationsbuurt met haar 19e-eeuwse karakter en het nieuwe reuze volume van het stadskantoor. Met even verderop de verkeersstructuur van de Irenetunnel en het langgerekte park bovenop de tunnel dat overloopt in het stationsplein. De Hoeksteengebouwen op de koppen houden alles bij elkaar. Ze mogen in zekere mate iconisch zijn, dat wat in onze herinnering blijft, maar het zijn ook verzoeners. Ze hebben meerdere gezichten. Naar de naastgelegen woningen, naar het oude stationnetje en om de Irene-tunnel om te vormen naar de Irene-boulevard.
De lijnen voor het basement en voor de bekroning die in het kavelpaspoort geformuleerd worden, leggen een verband van het blok met het grotere geheel. Hoe kunnen we bescheiden bijdragen aan het markante silhouet van de stad? Welke architectonische taal is hier gepast? Het oude Delft geeft geen handreikingen meer voor een dergelijk ensemble, het moet een nieuwe maar ook een passende toevoeging zijn. Hoe kan het Hoeksteengebouw de dubbelrol van ‘performer’ en ‘bemiddelaar’ spelen? Hoe kan het de ‘opmaat’ zijn van de stadswoning naar een grotere schaal, zonder zelf meteen in die grote schaal te springen?
We kunnen het kortbij gelegen Bacinol gebouw (Brinkman en van der Vlugt 1928) als voorbeeld nemen. Het eigen karakter heeft hier het vermogen om een goede dialoog aan te gaan met een historische omgeving en er deel van uit te maken. Ondanks de grootte bezit dit gebouw de juiste schaal. Massiviteit gaat samen met elegantie en enig decorum ontbreekt niet. Deze traditie van harmoniseren alvorens te contrasteren weer op te pakken leek ons in deze opgave op zijn plaats.